Nectar Art Projects

Concrete Invention in Reina Sofia Madrid

20 March 2013

“No copiar, no reproducir, sino inventar.” Niet na-apen maar zelf uitvinden, dat was zo’n beetje de strekking van de lijfspreuk van de Argentijnse concrete kunst groepering Asociación de Arte Concreto Invención (AACI) in de jaren veertig van de vorige eeuw. Mede ingegeven door de onvolledige informatie die er over het Europese modernisme beschikbaar was, zorgde een vrije, verkennende werkwijze ervoor dat het doel dat deze kunstenaars zichzelf stelden kon worden bereikt. Latijns Amerika kende tal van kunstenaarsgroeperingen dat op soortgelijke wijze, binnen de geometrische abstractie en verwante stromingen zoals de (neo)concrete, optische en kinetische kunst, zocht naar een modern, grensoverschrijdend en tegelijkertijd ‘eigen’ visueel idioom.

zaal illusie met werken van Mateo Manaure, Gego, Lygia Clark en Franz Weissman

zaal overzicht met werken van Mateo Manaure, Gego, Lygia Clark en Franz Weissman

Eén van de belangrijkste verzamelingen op dit gebied is de Colección Patricia Phelps de Cisneros. Het Reina Sofia museum in Madrid heeft de primeur om een deel van deze kwalitatief hoogstaande verzameling in Europa te tonen. De samenwerking tussen deze invloedrijke collectie -niet te verwarren met de Ella Fontanals Cisneros Collection- past bij de missie van het museum om als Europees platform te fungeren voor kunst uit Latijns Amerika.

Concrete Invention richt zich op bovengenoemde artistieke ontwikkelingen tussen de jaren ’30 en ‘70 in Montevideo, Buenos Aires, Sao Paulo, Rio de Janeiro en Caracas. Ook worden er enkele Europese kunstenaars vertegenwoordigd. Franz Weissmann bijvoorbeeld en, hoe kan het ook anders, Piet Mondriaan. Werk van Theo van Doesburg daarentegen, toch de grondlegger van de Art Concret beweging, is nergens te bekennen.

Direct bij binnenkomst wordt de bezoeker geconfronteerd met onder meer een metersbrede Carlos Cruz-Diez, een optisch kunstwerk dat de Venezolaanse kunstenaar maakte voor de biënnale van Venetië in 1970, en een bijna iconisch schilderij (kantelende zwarte vlakken tegen een licht gekleurde achtergrond) van Hélio Oiticica uit 1959. De zaal blijkt bedoeld te zijn als een soort tentoonstellingsindex. Concrete Invention is niet chronologisch of topologisch ingedeeld maar stelt vijf ‘artistieke intenties’ centraal die op de kunstwerken van toepassing zijn; geometrie, illusie, dialoog, vibratie en universalisme. De eerste zaal toont een combinatie van deze thema’s.

Helio Oiticica, Spacial Relief, 1959

Helio Oiticica, Spacial Relief, 1959

Ondanks het feit dat deze structuur verschillende mogelijkheden toestaat – veel werken hebben immers overlappende intenties- en sommige zaalsamenstellingen daardoor ietwat willekeurig overkomen, is het vermoedelijk de spannendste keuze. Het legt verbanden tussen kunstwerken uit uiteenlopende perioden en plaatsen waarin de diverse media elkaar op aantrekkelijke wijze aanvullen, zoals in de zaal ‘Illusie’ het geval is. Omdat de tentoonstelling zo’n groot gebied bestrijkt, in tijd en ruimte, zorgen de thema’s tevens voor overzicht. Helemaal door te voeren is het principe echter niet. Sommige kunstenaars -die niet binnen de kaders pasten?- kregen een solo presentatie. Zo is aan de Braziliaanse Willys de Castro een zaal gewijd waarin een selectie van diens intrigerende, neo-concrete Objetos Ativos (Actieve objecten) uit 1959-1962 wordt getoond. De met beschilderd canvas omkleedde houten sculpturen, die overigens wel iets weg hebben van de zipps van Barnett Newman, behoren tot de beste werken van de tentoonstelling.

Willys de Castro, Objeto Ativo, 1961

Willys de Castro, Objeto Ativo, 1961

Misschien een nadeel van een dergelijke, wat generaliserende, indeling is dat deze voorbij gaat aan de onderscheidende en zoekende karakters van de, soms zelfs rivaliserende, groeperingen. Zo had je alleen al in Argentinië de Madí kunstenaars, de eerder genoemde groep AACI en ontstond enige jaren later het Perceptismo. Elke beweging creëerde een eigen visie en vorm met bijbehorend manifest en in sommige gevallen een tijdschrift. Juist die onenigheid over de invulling van het nieuwe artistieke idioom droeg bij aan de inventiviteit waarmee men niet alleen op verrassende vondsten stuitte maar, wellicht belangrijker, ook een grotere mate van autonomie wist te bereiken ten opzichte van Europa.

De vindingrijke aard van de kunstenaars komt desalniettemin goed tot uiting. Zo zien we aluminium sculpturen van Clark, die ooit naar eigen inzicht gemoduleerd mochten worden, een kolossale nylon sculptuur van Jesús Soto en een zaal vol ingenieuze metaaldraad constructies van Gertrude Goldschmidt, alias Gego. Andere hoogtepunten zijn enkele raadselachtige tekeningen van Mira Schendel en een voor concrete kunst opmerkelijk verhalende serie sculpturen van Lygia Pape waarin het ontstaan van de wereld verbeeld wordt. Ook de door de tijd getekende maar nog altijd zeer aantrekkelijke schilderijen van Tomás Maldonado en Alfredo Hlito (beide lid van de AACI) zijn noemenswaardig. Vreemde eend in de bijt is een installatie van Cildo Meirelles uit het midden van de jaren negentig. De strobalen met gouddraad en met bovenop een gouden naald steken wel erg conceptueel af tegen het overheersende modernisme.

Alfredo Hlito, Ritmos chromáticos III, 1949

Alfredo Hlito, Ritmos chromáticos III, 1949

Concrete Invention is een ambitieuze tentoonstelling. Er is gekozen voor een presentatiewijze die misschien ietwat kort door de bocht is maar die het overzicht wel ten goede komt. Het is daarmee een geslaagde introductie van een omvangrijke collectie geometrische, (neo)concrete, optische en kinetische kunst uit Latijns Amerika in Europa. Wie weet zet het aan tot verdere initiatieven. Als de tentoonstelling iets duidelijk maakt dan is het wel dat er op dat gebied nog veel te ontdekken valt.

Dit artikel verscheen op 26 april 2013 op de website van Metropolis M.